“Mam…?”
Zucht… Niet nu. Gun me dat schaarse moment van alleen zijn. Tegenwoordig brengen we hele dagen door met elkaar. Mijn werk ligt stil. Sociale activiteiten ontbeer ik. Uitspattingen heb ik enkel nog in gedachten. Die late avond en nacht zijn voor mij! Als Loeder besluit ik de hulproep van een van mijn Hinderen te negeren.
“Ik weet dat het maar gedachten zijn mam, maar ik voel me zo rot en verdrietig.”
Ze staat voor me. Mijn dochter heeft de stappen naar beneden gezet. Irritant is het. Die mijmeringen waar ik naar uitkeek kan ik wel vergeten nu. Even niks hoeven, even niks moeten, even genieten van iets dat lijkt op rust. Het is me zojuist ontnomen. Zij heeft de noodzaak verlegd. Ik kijk naar dat meisje. In stilte rollen de tranen over haar gezicht. Voetjes schuifelen onder een veel te grote onesie heen en weer. Beide armen heeft ze stevig om haar beer heen geslagen. Ze zou in dat schemerlicht haar gevoel voor drama kunnen perfectioneren. Onzeker kijkt ze nu. Terwijl ze een minuut geleden nog besloot de ruimte zonder uitnodiging te betreden. Ik kan het haar makkelijker maken. Mijn armen open gooien en haar vasthouden. We kunnen samen heel rap de oorsprong vinden van dat wat ze denkt en voelt.
“Oma is oud en jij bent ziek. Dus als jullie Corona krijgen gaan jullie dood en dan heb ik helemaal niemand meer.”
De wenselijke stilte is vervlogen. Klaaglijk en hartverscheurend gejammer vult de kamer. En de kamer boven ons. Voordat haar broer beneden is om feitelijk op de scene te reageren, voel ik de snot en tranen al door m’n trui heen. M’n armen nog niet eens gespreid.
Bijna tien jaar oud is ze. Dit meisje dat nu schokkend bovenop me ligt. Zij heeft, net als haar broer al wat moeten incasseren. Ze voelt zo veel en toch lukt het haar altijd om zich te verhouden tot de werkelijkheid. Ook wanneer deze onverwacht en ongewenst wijzigt. Zij weet dat alle gevoelens oké zijn. Dat dat niet geldt voor gedachten maar dat je die kunt bijsturen. Soms lukt dat even niet. Dan vraag je hulp.
“Doe s normaal joh! Toen mama een hersenbloeding kreeg bleef ze tóch leven! En toen opa dood ging en Arno en Bep meteen ook, toen bleef mama gewoon bij ons. En weet je nog al die operaties? Nou, toen bleef ze ook leven toch? En hey, die graafmachine dan? Die heeft alleen haar benen kapot gemaakt. Dus wat jij denkt klopt niet. Die Corona maakt mama echt niet dood hoor! En we zijn niet eens bij andere mensen. Dus dan raakt ze niet besmet. En oma trouwens ook niet. En als ze wel dood gaat ben je alsnog niet alleen. Ik ben er ook nog ja! Dussss.”
Terwijl haar broer een escape levert, strijk ik het lange haar uit het kletsnatte koppie en kus het voorhoofd. We bevestigen elkaar in al het nare dat we voelen wanneer we invulling geven aan ‘wat- als’. En dan drinken we alle drie een glas water leeg voor we ontelbare gedachten vervangen. Net zo lang tot we glimlachend de dag afronden. Of eigenlijk geen ‘we’? Zij sluiten ‘m af. Ik pak nog even een momentje.
Anneke Polman